Dit deel zou als eerste deel van Rucuerdos gelezen kunnen worden, het draagt de oorspronkelijke titel ‘Rozenblaadjes op het dorre gras.’ een op Mimi Naona gepubliceerd stuk. 

Rozenblaadjes

Ik hield niet van zijn manier van praten. Als je vroeg hoe het met mij ging, gaf ik gewoon antwoord, maar als je het aan hem vroeg, antwoordde hij iets als: ‘Wat gaat jou dat aan?’ Afschuwelijk. Ik kon me er verschrikkelijk aan ergeren, iets dat ik eigenlijk dan ook maar deed. Zijn gedrag, was ook de reden voor mijn verhuizing. Het was niet dat ik hem niet mocht, maar meer voor de veiligheid van mij en mensen om me heen. Niet dat het hier veilig is, maar alle kleine beetjes helpen, denk ik zo. Misschien.  

Ik was bang, voor mijn zusjes leven. Ze was pas 7 jaar oud en wat stil voor haar leeftijd. Ze praatte nauwelijks, maar ik heb de indruk dat ze veel intelligenter was dan ze leek. Als ze buiten zat, op de stoeprand, was ze misschien wel verhaaltjes aan het verzinnen, het was jammer dat ik haar dan altijd naar binnen sturen moest, haar teleurgestelde gezicht, veiligheid boven alles. Ja dat zal dan wel. Op school was ze nog stiller dan thuis en men dacht dat ze dom was. Ze pratte niet en werkte nauwelijks. Klasgenootjes negeerden haar, maar echt gepest werd ze niet.

Soms kwam haar juf, een kleine mollige Surinaamse vrouw, wanhopig naar ons toe om te vragen wat ze met mijn zusje aan moest. Ze had absoluut geen last van haar, maar de stilte die ze had, haar levendige ogen, ze kon er niets mee. Wel zielig, het was een lief mens. 

Bang om, allen die me dierbaar waren, te verliezen. 

Ik kon wanhopig mijn hoofd tegen de muur bonken. Mijn huid open krabben of schreeuwen. Het voelde zo waardeloos om machteloos te moeten zien. Ik vroeg me af waarom ik dit was die deze problemen over me heen had gehaald en waarom ik me toen niet gerealiseerd had wat de gevolgen zouden zijn. De deur kraakte, in de deuropening stond mijn zusje. Ik draaide me om, mijn hand om mijn arm gehouden, hopend dat ze het niet zou zien, het zou haar kapot maken. Zij, mijn zusje, glimlachte en fluisterde een zacht ‘hoi.’ haar gezicht sprak boekdelen. ‘Gaat het?’ vroeg ik, meer voor de vorm want je kon het aflezen van haar gezicht.  

Haar gezicht verstrakte toen we buiten een knal hoorde. Ik dacht aan tal van oorlogen uit het verleden en de talloze verhalen die ik gehoord had. Ze keek me strak aan en ik knikte. Achteraf bleek het slechts een klapband geweest te zijn. Ik zie nog voor me hoe mijn zusje helemaal in elkaar dook en hoe haar ogen paniekerig door de kamer schoten. Dat was het eerste moment dat ik haar niet goed begrepen had. Er zouden er nog velen volgen en dat speet me.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

CommentLuv badge

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.