Terwijl ik mijn natte kousen uit mijn laarzen haalde, ze van mijn voeten haalde en in de wasmachine gooide, hoorde ik de auto de oprit op rijden. Ik vermoedde dat het mijn zusje was, maar zeker weten zou ik het nooit doen.

Op mijn blote voeten wilde ik naar het gordijn lopen, het gordijn openschuiven om te zwaaien. Het enige wat dát verhinderde was ik zelf. Ik gooide de deur van de hal open naar de woonkamer, om vervolgens naar het raam te lopen. Ik struikelde bijna over een donker voorwerp en in mijn haast keek ik niet wat het was. Het was donker. Ik zag mijn handen trillen toen ik het gordijn open sloeg.

Er hing een groot donker papier, waarschijnlijk blauw of paars, met lichte letters. Wit? Zilver? En een grote vlek. Rood? Bloed? Ik wist het niet. Terwijl ik het licht aan knipte om de letters te kunnen lezen viel mijn blik op het lijk, het voorwerp waar ik zonet over gestruikeld was. In mijn ogen moest iets van afschuw te lezen zijn geweest, want ik hoorde vlak bij mijn oor een zacht gegrinnik.

Vanaf dat moment kon ik me niets meer kan herinneren, tot ik wakker werd. Dat lijk was mijn zusje geweest, dat wist ik zeker, maar nu moest(?) ik opzoek naar de daders. Ik keek weer rond. Een gevangeniscel. Werd ik beschuldigt van haar dood?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

CommentLuv badge

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.