Geen internet. En dan niet voor eventjes, of misschien een uurtje zonder. De hele avond. En dat terwijl ik die zo had ingepland dat ik ‘s avonds achter mijn computer mocht zitten werken. Geen internet. PANIEK.
Ogenschijnlijk schaamteloos grap ik meer dan eens dat ik een internetverslaving heb. Wellicht een informatieverslaving, altijd internet aan om het laatste nieuws, de leukste artikelen en de meest recente updates mee te krijgen. Maar als ik die mis, geen probleem.
Met mails wordt het erger, een dag zonder mail… da’s erger dan een dag zonder telefoon. Die laatste ben ik meer dan eens kwijt, wil je mij bereiken? Stuur een mailtje, dan weet je zeker dat het gelezen wordt.
Tot vanavond. Vanavond was een drama. Na eerst een uurtje een game gespeeld te hebben (Jazz Jackrabbit II) en te hebben overwogen om een film te gaan kijken (maar, als internet het straks wel doet… zit ik halverwege de film…) zette ik het scherm uit. Alsof je halve persoon afsterft.
Misschien is dat ook wel zo, privacy is al tijden ver te zoeken en je gegevens liggen toch wel bij de staat. De Nederlandse, de Amerikaanse en wellicht sinds kort ook de Russische. Schrale troost: ze hebben in elk geval geen monopoly.
Gedesoriënteerd teken is eindeloos visjes op memoblaadjes. En stippen. En vliegen. Veel fantasiebeesten met grote ogen, want dan lijken ze schattig.
Je informatie lag dus op straat. Maar als internet uit staat, dan ben je die persoon toch een beetje minder.
Ik herinner me een artikel wat ik van de week las, waarin stond dat Facebook een goede therapeut zou zijn. Als ze toch alles van je weten, is het wel zo fijn als je jezelf weer even kwijt bent. Een druk op de knop en een complete beschrijving van jou, je persoonlijkheid en (on)ontdekte vaardigheden, hoppa in pdf. We leven immers in een bijna papierloze maatschappij. (Wellicht omdat het printing-on-demand systeem op school alleen werkt op Internet Explorer.)
Terug naar het gat in mijn functioneren. Dit is het bewijs, het bewijs dat ik verslaafd ben. Ik weet wel wát ik anders nog kan doen, maar doe het niet. Boeken lezen doe ik achter dat beeldscherm, met Spotify aan. Mijn huiswerk achter dat scherm. En het is dat ik Facebookgesprekken stom vind, anders speelde mijn sociale leven zich daar vast meer af.
Sinds kort blijk ik twijfelgeval tussen generatie Y en generatie Z. De ene generatie is bijna helemaal opgegroeid in het tijdperk van computers, tablets, smartphones en sharing, de andere weet niet beter. Vond ik gister op Ebay een walkman. En dat heet al vintage. Ik kan niet wachten tot alles.
Een ding hebben ze gemeen, een korte concentratie. Hoewel die van mij alleen kort is als het om dingen gaat die er niet toe doen. 8 uur achter elkaar studeren gaat nog steeds moeiteloos (mits een lunchpauze en een paar koppen koffie/thee,) en ik kan eindeloos mijn tijd in Twitter spenderen.
Worden jullie al wakker omdat je droomt dat je een Facebookmelding hebt? En groen is een fijne kleur.
Gelukkig, ik heb weer internet. En ik bedenk nu 100 dingen die ik had kunnen doen zonder internet. Fijn om weer up-to-date te zijn.