‘Vandaag heb ik geen zin.’ mopperde hij, hij liep languit te geeuwen. Of Luna zijn dienst niet over kon nemen, kon ze ook eens het stralende middelpunt zijn. Waarom ze weigerde, begreep hij ook niet precies. Maar ze weigerde, tot zijn grote ergernis.
‘Ik kom gewoon niet!’ zijn gezicht inmiddels rood aangelopen. En bovendien, wat had het ook voor zin om wél te gaan? Hij had niemand horen zeggen dat ze blij waren om hem te zien.
Stampvoetend liep hij over de rand van het muurtje, hier vanuit kon hij alles zien. De dag zag er grauw uit, de schaduwen leken hem haast uit te lachen. ‘Ga nu maar, ze wachten op je.’ riepen zij, meer sarcastisch.
Vanaf zijn muurtje zag hij hoe de eerste mensen aan het werk gingen op hun akkers. Even schenen ze vrolijk naar hem te zwaaien, alsof ze blij waren hem te zien. Misschien dat het er wel toe deed?
Éven liet hij zich gaan en knipoogde hij naar hen, maar al gauw zat hij weer in zijn oude, grimmige stijl. Alles was bedrog en alles is bedrog. Hield hij zichzelf voor.
Met meer vaart dan hij voor mogelijk had gehouden sprong Luna op de muur. ‘Hey!’ zei ze, terwijl ze haar benen aan weerskanten van de muur liet bungelen. Hij mompelde een norse ‘Hai.’ ‘Ze wachten op je.’ probeerde ze hem aan te moedigen. Maar hij reageerde pas toen ze hem aan bleef staren. ‘Ik zit hier prima.’ Ze gaf hem een afkeurende blik.
Zachtjes maar dwingend zette ze haar vingers in zijn rug. ‘Ze wachten op je.’ herhaalde ze haar woorden. Hij gromde, kwam overeind en bleef staan. Weer duwde ze hem vooruit. ‘Zal ik een stuk met je meelopen?’ hij wilde eigenlijk haar aanbod afslaan maar wilde haar ook niet kwetsen.
Ze duwde hem verder en liet hem gaan, in een langzamer tempo volgde zij.
Daar ging hij, hij leek sneller te lopen dan normaal. Vandaag verviel zijn warme, stralende persoonlijkheid. Wat hem altijd zo krachtig scheen te maken kwam er nu niet uit.
Aan het eind stond ze weer op hem te wachten, Luna. Ze glimlachte even naar hem. Ik wist dat je het kon. Scheen ze te zeggen, maar niemand kon haar horen.
Hij wist dat ze hem morgen weer op zou halen en net zo ver mee zou lopen totdat hij hij zelf ging. En dat zou zich herhalen totdat hij uit zichzelf zou komen.
Even wenste hij dat hij een ander baantje had gekozen, maar hij wist ook dat iedereen al op hem rekende. En dat, terwijl hij niet eens betaald kreeg. Voor niets komt de zon op. Mompelde hij, waarna hij weer huiswaarts keerde.