eenzaam, kunst, God red, fictie, te veel denken, ik zoek hulp, And there she stood. Unbalanced, yet deeply craving peace with all walks of life. Or, like she’d said: ‘just wondering… that’s all.’

 

Daar stond ze dan. Compleet uit haar doen, verward. En met, vanuit het diepst van haar ziel, het verlangen naar een evenwicht. Of, zoals zij ‘t gezegd had: ‘Er is niets.Ik vraag ‘t me alleen af…’ Om vervolgens met een gepijnigde blik in het niets verder te gaan.
Er waren tijden geweest dat we nog actief gevraagd hadden wat we konden doen. Of we wat konden doen. Maar nu, leek het alsof niets haar meer kon raken. Alle emotie uit haar ogen weg getrokken en het zachte geluid van haar stem…verkild.
Nog even twijfelde ik, strekte mijn hand uit om die op haar schouder te leggen, slechts een eenvoudige poging tot toenadering, maar ze stond op en verdween in datgene waar haar ogen al die tijd naar keken. Het niets.

Voor een moment dat ik dat we hetzelfde gevoel gedeeld hadden. Het moment wat je overvalt wanneer je alleen bent en het regent. Maar de zon scheen en ik fladderde als een vlinder door het leven. Luchtig over het zware, vluchtig over datgene wat me kon raken. En al die tijd kreeg ik haar niet uit mijn hoofd. De herinnering deed een rilling over mijn rug lopen, de gedachte maakte me koud.
Hard, dat is wat ze geworden was uiteindelijk, denk ik. Ik wilde dat ik van haar gehoord had, toen ze weg was. Alles wat ik haar achterna stuurde kwam weer terug. Alsof niets geen bestemming was. Nee, ik hoorde niets van haar.

Nog eenmaal had ik aan haar gedacht. Ik herinnerde me het geluid van haar knipperende oogleden, omarmde het want het was het eerste geluid in dagen. Ze was me komen halen en ik was met haar meegegaan. ‘Waar gaan we heen?’ Een reactie bleef uit. ‘Hoe is het nu met je?’ Har stilzwijgen maakte de sfeer er niet beter op. ‘Wat doen we?’ Maar langzaam stierven ook mijn woorden uit.
Nogmaals keek ik haar aan, de vragen die in mijn ogen lagen op haar afvurend. Maar ze beantwoordde er geen. En langzaam verdwenen ook de vragen, in de wetenschap dat het antwoord uit zou blijven.
En daar zat ik dan. Ze was weggegaan. Ik staarde in de verte, dat is wat ik me herinnerde. Maar er was niets. En mijn hoofd was leeg, geen gedachte, geen geluiden. Geen taal. Geen drang om te moeten, maar ook geen wil om door te gaan. Ik deed niets dan wachten, wachten totdat ik het zelf was.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

CommentLuv badge

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.