Ik was veel te verlegen om überhaupt nog iemand aan te spreken, dus ik was blij dat ik mijn vriendin had om tegen te praten. Af en toe stelde ze iemand aan me voor en af en toe kletste ik eens met iemand die me aansprak. Het grootste deel van de avond zat ik echter gewoon mensen te kijken. Ik deed het vaker, het was een soort hobby van me. En toen we eindelijk naar huis gingen was ik opgelucht. Er was niets gebeurd, ik was niet verkracht en ik had mezelf niet voor gek gezet. Net alsof dat trouwens daadwerkelijk zou gebeuren. Ik lachte schamper. Waarom dacht ik ook altijd in problemen? Ik zag allemaal ongelukken gebeuren en uiteindelijk gebeurde er natuurlijk niets. ‘Vond je het leuk?’ ik knikte enthousiast, maar het was een leugen. Oh zeker, ik vond het best leuk om te kijken hoe het nu was, maar je bent en blijft een buitenstaander in zo’n groep en dat was nu precies wat ik niet wilde. ‘Laten we zo gaan slapen.’ mompelde ik, ik was bekaf.
‘Hé, jij zou fietsen.’ mopperde mijn vriendin om me te klieren. Ik haalde mijn schouders op. ‘Als je er op staat…’
Ik gooide mijn zilveren glitterschoenen op de grond. Het was het moment waarop ik sowieso wilde dat ik door de grond kon zakken. Niet omdat ik me erg beroerd voelde, maar gewoon omdat ik nieuwsgierig was naar hoe dat zou zijn. Logica van likmevestje trouwens. Ik snoof. En zuchtte. ‘Alles goed?’ ‘Soms denk ik dat ik ‘s nachts slaap en de rest van de wereld gewoon door leeft.’ ‘Dat doen ze ook, maar niet hier.’ ‘Vind je het niet egoïstisch van me?’ ze haalde haar schouders op. ‘Je maakt je druk om niets. Je weet zelf dat het niet waar is. Waarom denk je er dan nog over na?’ ‘Er zijn wel meer dingen die niet waar zijn waar je over nadenkt.’ ‘True.’ ik haatte dit soort gesprekken vanuit de grond van mijn hart. Waar leidde het immers heen? Het was zoiets als tegen de koude muur aan zitten en dat onprettig vinden, maar te lui zijn om een kussen te pakken om er tussen te doen.
‘Ik heb geen doel.’ ‘Je bedoelt dat je doelloos bent?’ ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, ik heb wel een doel. Maar zo voelt het niet. Het is een soort willoze lusteloosheid.’ ik zuchtte. ‘Ik wil van alles doen, bereiken, maar ik kan me er niet meer toe zetten. Dat wat ik nu doe sloopt mij, dat wat ik wil doen wordt me onthouden.’ ‘Niet gemotiveerd dus.’ ‘Maar ik wil het graag, want zij willen graag dat ik het doe, ook al zie ik het zelf niet zitten.’ ‘Ik heb gewoon gelijk… je mist je droom. Ik weet wat je mist.’ ik trok mijn wenkbrauw op. ‘Sinds wanneer weet jij dat?’ ik kreeg een lachende stoot tegen mijn schouder waardoor ik omviel. Weer een blauwe plek erbij, maar deze keer kon het me niet zo veel schelen. ‘Vertel, wat heb ik nog niet. Wat mis ik?’ ‘Een goudvis.’ ‘Een goudvis?’ ze knikte.