Ze zat daar, een bankje in de zon en, terwijl de zon net achter een wolk kroop, stilte. Ze vroeg zich af wat van geluk was. Was het eerder misschien die zelfstandigheid geweest die zo aantrekkelijk leek, zou hij niet snel gewoon raken? De zon op haar rechter arm was genoeg voor een halve glimlach, het feit dat ze weer ouder was geworden voor de andere helft.
Deze nieuwe periode zou misschien wel zo veel veranderen, maar het voelde goed. En dus sprong ze met overtuiging in het diepe en genoot met volle teugen van alles wat voorbij vloog.
Dit soort nieuwe momenten maakte dat de smaak van een boterham met kaas veranderde, de kleur van pas gelakte nagels niet meer passend bij het nieuw aan te meten imago en een paar schoenen minder praktisch, maar misschien wel mooier.
Dat onbewoonde eiland wat langzaam maar zeker toch minder onbewoond was. Dat onbewoonde eiland dat zo groot was als je het zelf maken zou. Dat eiland, waarvan het de eerste keer toch wel erg groot leek, maar wat na wat rondjes fietsen toch steeds kleiner zou worden, hetzij gevoelsmatig.
Tot het moment dat je naast weten ook beseffen zou dat je nieuwe eiland geen eiland meer is. Dat je beetje bij beetje weer bruggen hebt gecreëerd. Sommige bruggen gaan naar nieuwe eilanden, laten je nieuwe plekken ontdekken, andere bruggen eindigen in de zee of op het vaste land.
Daar loopt ze nu, op zo’n bruggetje. Hij is nog wankel, maar misschien vooral doordat zij nog wankelt. In de verte loopt nog iemand die de brug een tijdje terug ontdekt had. Iemand die holt, de wind in de haren, vrijheid.
Even kijkt ze terug. Het eilandje was best prettig vertoeven, al was het alleen maar omdat ze ermee vertrouwd geraakt was in de loop der tijd.
Grotere passen over de brug, hopend op veranderd materiaal, maar misschien wel meer op een verandering van grotere dingen.
Eilandjes zijn maar vreemde dingen. Je wilt in je eentje zo uniek mogelijk zijn, om op hetzelfde moment precies in lijn te lopen met andere voor jou verborgen eilandbezoekers. Jezelf te bejubelen, geëmancipeerd als je bent, maar ook in een hoekje weg te kruipen omdat je op een onbewoond eiland zit.
Want niemand woont daar op het eiland, we zijn altijd onderweg. Soms moeten we een eilandje terug, loopt onze brug weer het water in of weten we niet meer waarom we van ons eiland af wilden.
Ik ben mijn bruggetje net over en ontdek een nieuw eiland. Uiteindelijk vind ook ik het vaste land. Tot die tijd blijf ik vragen naar de zin van de eilanden waar ik was, waar ik ben en waar ik komen zal. Tot die tijd blijf ik twijfelen aan de logica van de plekken waar ik kom. Tot die tijd zal ik dwalen, zoeken naar de goede verbindingen.
En daarna, daarna zoek ik door. Het vaste land, gezocht of gevonden?
Tijdreiziger van je eigen toekomst.