Het laatste wat ik me herinnerde is dat er ergens een deur open ging en dat er iemand in de deuropening stond. Daarna had ik geen energie en kracht meer over om dan ook maar enige beweging te maken, ademen was al moeilijk genoeg. Ik zakte steeds dieper weg naar droomachtige toestand, maar dan eentje die verder weg was. Als ik er aan toe zou geven zou ik er niet meer uitkomen, maar oh hij was zo aantrekkelijk.

De zoete geur van vanille stroomde mijn neus in, warme zomerse kleuren prikkelden mijn oogleden. Het leek alsof ze heel hard riepen ‘Open je ogen, toe maar, er gebeurd je niets!’ om vervolgens met zwaarden in mijn ogen te prikken als ik ook maar 1 seconden naar ze zou luisteren. ‘Je hebt een doel.’ dacht ik hard tegen mezelf, in de hoop dat het me zou helpen. Voor even scheen het dat ook te doen, maar daarna kwamen de aanvallen weer terug. En om het nog erger te maken, het geluid van een vrolijk kabbelend beekje sloop mijn oor in. Het klonk zilverachtig, fris, geamuseerd en speels. ‘Toe maar, droom zacht.’ fluisterde het beekje. Ik kneep mijn ogen stijf dicht. ‘Heb je gezien hoe mooi het hier is?’ ik sloeg mijn handen voor mijn ogen, in gedachten dan, want feitelijk gezien werkten mijn spieren niet, totdat het vergif uitgewerkt zou zijn.

Ik besloot mee te doen met de droom, mijn grenzen uit zou rekken, niet om mezelf te vermaken, of hen uit te testen, nee, dit was puur noodzakelijk. Ik moest wel, ik moest ooit ontwaken voor mijn geliefde, ik wilde geen Romeo & Julia einde, nu niet, nog niet.
Gekleed in wit linnen – waarom altijd wit? – balanceerde ik op het puntje van mijn rechtervoet, terwijl mijn andere been de lucht in zwiepte. Het moment daarop waren beide voeten van de grond los waarna mijn gewicht zich verplaatste naar mijn linker been, waarop ik landde. ‘Kom, dans met ons.’ Riepen talloze stemmen en gewillig stemde ik toe. Het geluid van het beekje maakte plaats voor een opzwepende muziek die me steeds meer herinneringen van me afpakte en me steeds dieper de droom in hielp.

‘HELP!’ wilde ik roepen, maar zodra ik mijn mond open zou trekken zou ik verloren hebben en dus zweeg ik. De controle over mijn ledematen was ik kwijt. Mijn geest verzette zich nog eenmaal, het leidde slechts tot een verandering van plek.
Ik was terug bij het meertje, nu totaal alleen. En de stilte deed nog veel meer pijn. Oude herinneringen kwamen me te boven en langzaam biggelden er steeds meer tranen over mijn gezicht. Mijn been kromde zich, liet mijn voet krommen en mij weer op het puntje van mijn tenen staan, de rest van mij hing er maar droevig bij.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

CommentLuv badge

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.