Zijn hand lag op mijn gezicht. Ik rilde. ‘Doe maar niet.’ mijn stem trilde. Zijn ogen, hij keek me strak aan, waren gevoelloos. ‘Laat me los.’ de tranen stonden in mijn ogen. Machteloosheid, woede, angst. Hij liet me los. ‘Ik weet meer dan je denkt.’ Ik haalde onverschillig mijn schouders op. Het was meer angstig, maar onverschilligheid is makkelijker om te spelen. Hij stond op en liep weg, terwijl hij in mijn oor fluisterde: ‘Stap de drempel niet over!’ en ik bleef achter, terwijl ik me afvroeg wat hij bedoeld had.

Mijn telefoon ging. ‘Hallo?’ geen gehoor. Gekraak. ‘Ik meen het.’ en er werd opgehangen. Ik herkende de stem maar kon hem niet plaatsen. Ik had kunnen weten dat hij het was, maar dat deed ik niet. ‘Sindsdien ga ik altijd door het raam naar binnen.’ eindigde ik mijn verhaal. Ik keek rond. Om me heen zaten de mensen van wie ik hield, mijn broer, enkele vriendinnen en mijn jongste zusje. Eén deel van mijn verhaal had ik overgeslagen. Het stuk waarin ik over de drempel van mijn huis ging. Mijn moeder heeft dat niet overleefd. En de keer daarna, bij mijn broer. Dat werd het afscheid van mijn vader. Ik kán het ze niet vertellen, ze zouden me niet geloven, me negeren of ontzettend teleurgesteld in me zijn.

Zal ik hem ooit nog zien? Hij die me waarschuwde? Of was hij de oorzaak van dit alles? Vlak voor de deur bleef ik staan. ‘Nou tot ziens dan maar weer hè?’ Ik vroeg me af wat me er toe had gebracht om mijn verhaal te vertellen, het voegde niets toe. Alleen meer schuldgevoel, omdat ik gebruik maakte van mijn probleem om minder langs te kunnen komen en eigenlijk was ik wel zielig. Qua gedrag, bedoel ik.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

CommentLuv badge

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.